Handzeep of handlotion?
Door Mariska. Iedereen kent ze wel: die pompjes aan de muur waar je je hand tegen aan moet drukken en waar er dan zeep of lotion uit komt. Bij ons op de groepen zijn deze pompjes ook aanwezig. Bij de meeste komt er zeep uit, maar bij één komt er lotion uit.
G. zag dat ik het pompje ging gebruiken en mijn handen ermee in ging wrijven. Toen ik klaar was met wrijven zei ze na een tijdje: ‘nu moet je nog afspoelen, want het zeep moet er af’. Daar had ze een punt, alleen was het geen zeep, maar lotion. Dus ging ik haar uitleggen dat het lotion was, een soort handcrème zodat je handen zacht blijven en je dat niet hoeft af te spoelen. G. keek mij een beetje verbaasd aan en wist even niet wat ze ervan moest vinden.
En dat was ook bij het volgende moment. Aan de bovenkant van mijn lippen rondom mijn mond was het ook een beetje droog, dus ging ik dat een klein beetje met de handlotion insmeren, alleen aan de bovenkant. G. keek mij weer verbaasd aan en zei: ‘je moet geen zeep in je mond doen, dat is niet lekker’. Dus ging ik haar weer uitleggen dat het geen zeep, maar crème was en dat dat is om je huid soepel te houden, dus ook de huid boven je mond. Ook hiervan wist G. niet wat ze ervan moest vinden.
Hoe komt het nou dat kinderen denken dat er zeep in het pompje zit terwijl het eigenlijk iets anders is? Dit heeft te maken met, zoals ze dat noemen, klassieke conditionering. Dat is het feit dat kinderen ervaringen aan elkaar koppelen. De kinderen leggen dan een verband tussen dingen die na elkaar gebeuren (Pont, 2013). In het geval van een pompje aan de muur is het gewoon zeep en kan het niets anders zijn. Dit is er zo ingekomen omdat er bij de kinderen een repertoire handen wassen is:
1. Kraan open zetten
2. Handen nat maken
3. Pompje met zeep indrukken
4. Zeep inwrijven
5. Zeep afspoelen
6. Kraan uitzetten
7. Doekje pakken om je handen droog te maken.
Deze handelingen gebeuren na elkaar en kinderen weten dat het zo gaat. Als ik dan alleen het pompje indruk en die vervolgens inwrijf dan ben ik klaar. Maar voor de kinderen is het dan nog niet klaar omdat ze de verbanden hebben gelegd met de rest van het repertoire en hier niet naar wordt gehandeld.
Een ander voorbeeld als het om klassieke conditionering gaat zijn de dierengeluiden: kinderen weten dat een kat miauw doet, een hond waf, een schaap mehh, enzovoorts. Zo is dat ook met het pompje. Een pompje is zeep en niet iets anders. Nu is G. bezig het verband tussen die dingen uit te breiden, omdat ik heb uitgelegd dat dit iets anders is dan zeep. Er is dus niet één repertoire voor een pompje, alleen moet dit nog in de hersenen van G. een verbinding krijgen.
Bron: Pont, S.(2013). Mensenkinderen: de zeventien belangrijkste ontwikkelingsgebieden van kinderen tussen nul en vier jaar. Haarlem: Bert Bakker.
Foto is van Canva.
Deel dit stuk