Mannen in de kinderopvang, wat betekent dat eigenlijk?

Ik ben David, 30 jaar en ik werk op een buitenschoolse kinderopvang.

Mannen in de kinderopvang, wat betekent dat eigenlijk? Waarschijnlijk niet heel veel, maar tegelijkertijd denk ik juist toch weer wel. Ik ga het nu ook niet hebben over al die vreselijke dingen die er gebeurt zijn in het verleden, dat is voor een volgende keer. Ik wil het over andere dingen hebben, de leuke en mooie dingen. Ik wil het over mijn visie hebben van de man in de kinderopvang, over hoe ik mijzelf zie in de kinderopvang.

Een meester op de groep

Het is voor de kinderen sowieso al wat anders als er een nieuw iemand op de groep staat, zeker als het een man is. Maar waar ik weleens wat moeite mee kan hebben is dat kinderen eigenlijk “automatisch” dol zijn op de meester van de groep, omdat het een man is. Althans, je hoort zo vaak: “Er staat bij die BSO een meester op de groep, de kinderen zijn helemaal wild van hem!”. Maar ik denk dan altijd: “Zijn de kinderen dol op hem omdat hij een man is, of zijn ze dol op hem om hem als persoon? Het is natuurlijk een ander rolmodel, zeker voor de jongens. De jongens kunnen zich identificeren met de meester, meer dan met een vrouwelijke medewerker. Maar ik wil dat cliché, voor mijzelf, altijd doorbreken. Ik vraag mijzelf daarom dus ook nooit af wat ik de kinderen te bieden heb als man in de kinderopvang, maar wat ik ze te bieden heb als mens. Ik wil namelijk dat de kinderen niet alleen dol zijn op mij als mannelijke medewerker, ik wil dat de kinderen dol zijn op mij om wie ik ben en om wat ik ze te bieden heb.

Verplaatsen en inleven

Maar wat heb ik dan als persoon en als mens te bieden aan de kinderen? Hoe bouw ik een band op met ze? Hoe kan ik ze leren mij te vertrouwen? Dat zijn vragen die ik mijzelf onbewust stel, maar bewust beantwoord in de praktijk. Kijk, ik vind en voel mijzelf altijd ietsjes anders dan andere mensen, negen van de tien keer zijn mijn interesses zoveel anders dan andere mensen en daar voel ik mij prettig bij, ik ben graag anders. Maar ik weet daarom vaak wel wat de interesses zijn van anderen, ik denk dat ik mij daarom goed kan verplaatsen en inleven in de koppies van die kinderen en daar speel ik dan op in.

Lees ook; 10 activiteiten met een dobbelsteen

Liefde

Waar het voor mij altijd begint is dat ik de kinderen het, voor mij, belangrijkste in het leven geef: liefde. Ik geef alle kinderen van mijn groep liefde, en dat zit ‘m in die hele kleine dingetjes: Een aai over hun bolletje of over hun wangetje, een beetje gek doen om ze te laten lachen, met de oudere kinderen even met ze praten als ze ergens mee zitten, een high five of een box geven bij het afscheid, ze een beetje in hun nekje kietelen, ze even op schoot nemen, een boekje voorlezen, even een hand op hun schoudertje leggen, enzovoorts. En meisjes hebben vaak andere behoeften dan jongens, want waar de meisjes meestal eerder wat liever en knusser benaderd willen worden, zo hebben de jongens vaker dat ze wat “stoerder” benaderd willen worden. Maar dat is niet altijd zo, ik wil er altijd achter komen hoe een kind werkt en benaderd wil worden. Want sommige jongens willen juist dat lievige en willen meisjes weer dat stoere. Kinderen zijn uniek, dat koester ik.

Maar waarin ik de meeste liefde kan geven aan kinderen is door ze op te tillen en ze even vast te houden, dan worden ze kalm en rustig. Maar niet alleen zij, ikzelf ook. Als ik een drukke en/of slechte dag heb dan til ik een kind op, houdt het even vast en dan voel ik alles van mijn schouders vallen. Het allermooiste is als de liefde wordt terug gegeven. Als ik over het plein loop om kinderen op te halen en dat dan opeens mijn naam geroepen wordt, een kind op mij afrent en mij een knuffel geeft. Dan smelt ik en dat zijn voor mij de momenten dat ik weet dat ik iets goeds doe.

Want liefde geven is liefde krijgen, maar sommige kinderen durven dat niet te uiten. Niet eens omdat ze bang zijn, maar omdat ze dat “niet stoer” vinden. Soms plaag ik juist die kinderen door extra lief tegen ze te doen, of door te zeggen dat ze mij “stiekem toch wel lief vinden” en dan roepen ze grappend: “Nee, meester is stom!”. Maar als ik ze dan daarna even in hun ogen aankijk, dan zie ik hun ogen toch vonkelen en komt er een piepklein glimlachje tevoorschijn.

Ja, dan heb ik mijn doel bereikt