Liedjes zingen bij overgangs momenten

Op het kinderdagverblijf zingen wij met de kinderen liedjes, zeg maar gerust, veel liedjes op de dag. En doen we dit zomaar? Nee natuurlijk niet, niks is zonder reden. Liedjes zingen is voor kinderen een fijne en duidelijke manier om te weten wat we gaan doen en waar ze aan toe zijn. Binnen het dagritme hebben we verschillende liedjes die wij toepassen bij overgangsmomenten.

Voor we beginnen met zingen, leggen we de kinderen uit wat we gaan doen, bijvoorbeeld opruimen of aan tafel. De oudere kinderen weten dan al goed wat er gaat gebeuren en beginnen vaak al met zingen of gaan al de gevraagde handeling uitvoeren. Door liedjes te zingen binnen de groep bouw je ook bepaalde rustmomenten in en werk je aan de sociaal-emotionele ontwikkeling en veiligheid en de taalontwikkeling. We ruimen samen op tijdens het zingen, de kinderen poetsen zelf hun tanden/gezicht, we zingen samen het liedje met puk en de kinderen geven puk zelf door aan hun buurmeisje-/jongen. De liedjes die wij dagelijks zingen zijn de volgende:

 

Voor het opruimen:

‘1,2,3,4 opruimen, opruimen, 1,2,3,4 opruimen met plezier. Auto’s hier en blokken daar, opruimen doen we met elkaar! 1,2,3,4 opruimen met plezier!’

Aan tafel om de dag te starten:

‘Wij gaan nu beginnen, is iedereen binnen? Dag (naam), dag (naam)’. Alle kinderen worden door puk geknuffeld en wij zeggen de namen van de kinderen. Ze geven zelf puk door aan hun buurjongen/meisje. Als alle kinderen zijn geweest gaat het liedje verder. ‘en wij kunnen al klappen en stampen met onze voeten. En we zwaaien en we draaien. Hoera wij zijn er allemaal!’.

Of

‘Goedermorgen (naam kind) blij je weer te zien, wie zit er naast jou weet je dat misschien? Ieder kind zegt de naam van zijn buurjongen/meisje en geeft puk daaraan.’

Voor het fruit/yoghurt/groente eten:

‘De plantjes geef je water, de visjes geef je voer, wij gaan lekker drinken, dan worden we sterk en stoer!’

Voor de lunch:

‘Smakelijk eten, smakelijk drinken. Hap,hap, hap, slok, slok slok. Dat zou lekker smaken, dat zou lekker smaken. Eet maar op en drink het maar op. Eet smakelijk allemaal!’

Als we aan tafel gaan:

‘Aan tafel, aan tafel, tafeltje, tafeltje, dek, dek, dek. Aan tafel, aan tafel, hebben jullie ook zo een trek? In een hammetje, bammetje, boterhammetje, boterham met pindakaas. Hap, hap, hap, alles is weg. Hip in je mondje en bammetje is weg.’

Tandenpoetsen:

‘Wij gaan tandenpoetsen, met een tandenborstel, in onze mond. Wij gaan van links naar rechts en van onder naar boven. Helemaal in het rond. En we gaan poetsen, poetsen, poetsen, poetsen.’

Of

‘Tanden/kiezen poetsen, tanden poetsen, ri-ra-roetsj, ri-ra-roetjs, schoon worden alle tanden, schoon worden alle tanden, ri-ra-roetsj, poets maar goed.’

Toeten poetsen:

‘Een washand, is een washand, daar stop je je handje in. Daarmee poets je dan je neusje, je mondje en je kin.’

Of

‘Toeten poetsen, toeten poetsen, ri-ra-roetsj, ri-ra-roetsj, schoon worden alle toeten, schoon worden alle toeten, ri-ra-roetsj, poets maar goed.’

Zingen jullie ook de bovenstaande liedjes? Of juist hele andere?